Dutch Harbor op de Aleoeten


Vadsig, mistroostig, stil & verlaten 

 Toen ik op 1 januari 2005 met vervroegd pensioen ging, had ik nog een lijst van programma’s en documentaires die ik wilde maken.
      Sommige plannen waren concreet en deels al uitgewerkt, anderen waren vaag.
Bijvoorbeeld het plan om met schrijver Gerrit Jan Zwier naar de Aleoeten te gaan, een eilandenreeks van 1800 kilometer lang tussen Alaska (V.S.) en het Siberische schiereiland Kamsjatka.

   

 

Vissershaven

Meer in het bijzonder zou het dan moeten gaan over de enige plaats van aanzien daar, de vissershaven Dutch Harbor.
      Het komt ter sprake in het radio-interview dat ik met de schrijver hield in juni 2002 voor de VPRO. Aan het eind van het gesprek van een uur filosofeert schrijver/antropoloog/geograaf Zwier over die haven.
      Hoe zou het er daar uitzien en waarom heette dat plaatsje zo? Wat was de band met Nederland? Wat voor mensen woonden daar en hoe zag het dagelijks leven eruit?

Het is er wat mij betreft niet meer van gekomen. En dat is in zekere zin jammer.
      Dat was tenminste mijn conclusie toen ik zijn nieuwste boek ‘Nooit hier, altijd daar’ gelezen had. (Verschenen in 2010 bij Atlas).
Een reis door Alaska, New-Foundland, Quebec, Labrador en…… Dutch Harbor op de Aleoeten.

Gerrit Jan Zwier schreef al eerder boeken over wat hij noemt ‘Het Noordelijk gevoel’. IJsland bijvoorbeeld, Lapland, de Wadden (vooral Vlieland), Ierland, Noorwegen, Groenland, Spitsbergen.
      Wat dat Noordelijk Gevoel nou precies is wordt overigens niet geheel duidelijk. Ook in het interview blijft het bij ’een gevoel, dat je ervaart’. Eenzaamheid, stilte, uitgestrektheid, dolen, dwalen. Dat soort termen, die je overigens ook in woestijngebieden en steppes kunt meemaken, in de tropen en op het zuidelijk halfrond. We houden het ondermeer op ’een gebrek aan zweet’.

 

Fascinatie

In ‘Nooit hier, altijd daar’ schrijft Zwier over zijn fascinatie voor de Aleoeten, die hij al in een ver verleden had opgedaan.
     
Dutch Harbor?
‘Wat’, schrijft Zwier, ‘hadden Nederlanders met de Aleoeten te maken? Die waren het jachtterrein geweest van Russische pelsjagers en Deense, Duitse en Baltische ontdekkingsreizigers als Vitus Bering, Georg Steller en Otto von Kotzebue. Maar Nederlanders?’.

En: ’Niemand ging vrijwillig naar de Aleoeten. Het spookt er meestal. Slagregens, daverende stormen die dagenlang aanhouden, sneeuwjachten en mistbanken die van geen wijken willen weten. Voeg daar een menselijke geschiedenis aan toe van knechting en machtsmisbruik, een dierlijke geschiedenis van slachting en uitroeiing en je hoort boven al het zeegeweld uit de omfloerste klanken van een treurmars’.

De schrijver gaat aan boord van de veerboot Tustumena met een bont internationaal gezelschap avonturiers, wetenschappers, vogelaars, fotografen en zonderlingen. Er zijn geen hutten aan boord,dus er moet in stoelen of op de grond geslapen worden.

Van Kodiak via Chignik, Sand Point en Cold Bay wordt Dutch Harbor bereikt. En -je voelde het in het boek voortdurend aankomen- , dat valt knap tegen.

Een slome werkstad van 5.000 inwoners. Een plaats zonder centrum, waar toeristen nauwelijks welkom zijn. Loodsen en visfabrieken.
      Zwier vraagt aan een paar mede-passagiers -waaronder de schrijver van de Lonely Planet gids over de Aleoeten- waar de naam Dutch Harbor vandaan komt, maar niemand weet het.
      De Russen zouden die naam gegeven hebben omdat een Nederlands schip als eerste in deze natuurlijke zeehaven voor anker zou zijn gegaan. Maar de naam en het scheepstype alsmede het doel van de reis, ontbreken.

 

Grand Aleutian

 

 

Het gezelschap slaapt in een treurige dependance van het overigens behoorlijk prestigieuze hotel Grand Aleutian.
      En dat is opmerkelijk, want van toerisme moet Dutch Harbor het inderdaad niet hebben.
‘Vadsig’ is het woord dat Zwier gebruikt. ‘Er is hier werkelijk niets te doen;’.
      Eettentjes blijken gesloten, bars zijn dicht en de Amerikaanse adelaar, trots symbool van de V.S, is hier gedegradeerd tot een aaseter die straten en fabrieken afschuimt op zoek naar visafval.

En in de visfabrieken zijn nauwelijks Aleoeten te vinden, want daar staan vooral Koreanen, Filippino’s en Japanners aan de lopende band.

 

   

 

Treurnis & eenzaamheid

Treurnis dus. Eenzaamheid. Afzien. Ellende en afgrijselijke misselijkheid.
     
Het noordelijk gevoel van Gerrit Jan Zwier bereikt een bijna beklemmend dieptepunt.
Of eigenlijk is het een hoogtepunt.
     
Een hoogtepunt dat maar anderhalve dag duurde.

 

Gepocheerde heilbot & gegrilde papegaaiduiker

 

                      

 

Als mijn plan was doorgegaan zouden we daar zeker een week hebben moeten doorbrengen.
      We zouden meer te weten zijn gekomen over de naam, over de slag die hier in de oorlog plaatsvond, over de mensen waarvan we er toch wel een paar gesproken zouden hebben.
      We zouden à raison van 199 US $ per persoon in het Grand Aleutian geslapen hebben. Er was gepocheerde heilbot en gegrilde papegaaiduiker geweest, whisky en whiskey. We zouden tochten met sneeuwscooters gemaakt hebben, ijsberen hebben ontweken en tijdens de eenzame avonden gekeken hebben naar De Deadliest Catch.
      We zouden het misschien wel heel even naar ons zin gehad hebben.