Een opa in wording

(Radiocolumn uitgesproken in februari 1999)

In 1970 was ik in Breda betrokken bij een ernstig auto-ongeluk. Er was één dode; een ander raakte zeer zwaar gewond en overleed een paar dagen later.
     
Ik sloeg met mijn hoofd door de voorruit en mijn rechterknie priemde keihard in het dashboard. Er moest een gipskoker om mijn been. Van heup tot voet. Het bleef er twee maanden omzitten en daarna begon een wat moeizaam maar succesvol revalidatieproces.

Ik was pas 25 jaar. Een potje honkballen op niveau zat er niet meer in. 
      Maar toch: ik had geluk gehad en was niet in een rolstoel beland. Ik leefde niet alleen, liep weer gewoon, had interessante littekens in mijn gezicht en was gezond. Ook -vrij snel eigenlijk- in mijn hoofd. 
      Dat was niet alleen plezierig voor mezelf, maar ook voor mijn vrouw en mijn twee kleine kindertjes. En ik wist inmiddels ook, dat je niet onaantastbaar bent.
     
Dat was eigenlijk een hele geruststelling, want voor het eerst van mijn leven besefte ik toen de betrekkelijkheid van een aantal dingen, de onzekerheid van het bestaan en zelfs de sterfelijkheid die zomaar kan komen en niet altijd wacht tot je een jaar of 85 bent.

Ik ging weer roken. Ik at te veel en dronk bepaald niet alleen kruidenthee.
      Soms stopte ik met roken tot ik vond dat ik daar te zwaar van werd. Dan was ik zo’n twaalf kilo te zwaar en ging weer afvallen. Dan ging ik weer minder drinken, maar vond wel dat ik weer kon gaan roken.
     
Het was allemaal wel heel betrekkelijk, maar fietsen, trappen lopen of zomaar een eind wandelen ging me steeds zwaarder vallen.

Ik vond het normaal, dat ik ‘s ochtends rochelend opstond, te stijf was om een paar oefeningen te doen en regelmatig met tegenzin aan de dag begon. Dat hoorde er allemaal bij en maakte deel uit van het onvermijdelijke ouderwordingsproces.
     
En als er af en toe eens wat voorzichtige kritiek kwam, had ik een prachtige smoes. Ik was namelijk in de oorlog geboren bij het licht van een walmend petroleumstelletje in de nacht van oud op nieuw van 1944 op 1945. In het hart van de hongerwinter! Als baby had ik niet alleen geen moedermelk gekregen, nee ik had een tekort aan alles.
      En dat moest
-iedere psycholoog kon je dat uitleggen- later allemaal gecompenseerd worden.

Het duurde tot 12 februari 1987. Ik stond weer eens rochelend op, ging naar de w.c. en moest niet alleen kotsen, maar spuugde ook nog een angstige hoeveelheid bloed. Ik keek daarna in de spiegel en dacht: alles kan wel betrekkelijk zijn, maar op deze manier word ik niet eens vijftig. Ik was nog steeds getrouwd en mijn kindertjes waren in de puberleeftijd.

Ik stopte nu echt definitief met roken, ging minder eten en begon iets aan mijn conditie te doen.
      Ik ging ondermeer hardlopen. Vrij fanatiek zelfs, want binnen vier maanden liep ik een halve marathon. En dat is toch ruim 21 kilometer.

Maar toch… het verouderingsproces ging door. Het lijf werd strammer, de spieren stroever. Maar het ging langzaam en ik had alle vertrouwen in de toekomst.
      Tot vorige week dinsdag. Er was bij Villa VPRO een distillateur op bezoek. Wij spraken ondermeer over jenever en hoe je dat het beste kunt maken. De man gaf toe, dat het drinken van jenever in Nederland niet meer zo populair was. Nee, het drinken van jenever -zei hij heerlijk nostalgisch- was meer iets voor een man op leeftijd; voor een opa bijvoorbeeld.

Ik keek die man toen geschrokken aan. Ik kreeg het een beetje warm; het leek wel een opvlieger.
      Ik drink namelijk nog steeds regelmatig jenever en ik word opa. Jawel.

Ik keek daarna weer eens in de spiegel en zag opnieuw de betrekkelijkheid van alles.

Ik was een MIDO.

Wat dat is?

Gewoon: Een man in de overgang.

 

Goedemorgen!