KINDERJAREN (2), DE ZELFMOORD
(Door Peter Flik, photosooph te Hongarije)
Nakomertje, dat zal je weten ook. Te laat voor alles, daar komt het op neer. Grotere broer en zus zijn oom en tante voor je. Opa’s en Oma’s zijn al voorgoed vertrokken.
En in mijn geval de overal aanwezige oorlog. De oorlog, waarover niet werd gesproken, maar toch was er op een dag zomaar een hele flat weg. Wel een schreeuwende Duitser op de radio. Waren dit buiten soldaten die snoep uitdeelden of waren het verklede Nederlanders. Waarom moesten we soms op de kleuterschool onder onze bankjes gaan liggen. En waarom legde niemand ooit iets uit. Mijn vader was ooit de leider van de waterpadvinders in de jaren dertig, hoorde ik later. Maar waarom leerde hij mij niet zwemmen. Mijn vader vloog in negentienzevenentwintig van Assen naar Groningen en kreeg daar een soort brevet voor. Dat brevet kreeg ik nooit te zien, pas nu na meer dan zeventig jaar komt het mij onder ogen.
Alles werd voor me weggehouden, dat kind moest worden beschermd. Wat zij niet wisten of niet konden weten is dat zwijgen en verzwijgen een gruwelijke straf is voor een kind, ook voor een nakomertje.
Zomaar een dag in de jaren zestig. Moeder dood. Vader al lang weg. Het ouderlijke huis moet worden opgeruimd, binnen een week. Zo gaat dat. Met sommige familieleden in de kamers in den Bosch. Schoonzus toont me een half lege tube tandpasta. Die kun je nog gebruiken, zegt ze. Ik gooi hem meteen weg. Maar daar op een antieke houten kist ligt de Statenbijbel. Als kind in mijn kinderjaren speelde ik ermee. Voor mij was het een groot slagschip waarmee ik de oceanen bevoer. Nu ligt daar een bijbel. Als de familie even in een andere kamer is open ik dat immense boek. Bij het open doen valt er een briefje uit. Geladen handschrift. Ik lees:
"Mijn hoofd is op hol, ik weet mij geen raad meer, ik ben niet thuis, ik ben weg".
Ik stop het terug in de bijbel en ga een eenzame weg op naar huis.
Tien jaar later benader ik mijn zus die ook tegelijkertijd tante en moeder voor me is geweest. Vraag naar dat briefje. Het briefje is er niet meer, zegt ze. Maar vertelt er wel bij dat het afkomstig is van de vader van mijn moeder, mijn opa dus. Hij is in negentientweeentwintig bij Noorderhoogebrug in Groningen het water ingelopen.
Waarom heeft niemand mij dat ooit verteld, vraag ik haar. Zij antwoordt: omdat het niet nodig was.
Ubbe en de Noorderhooge brug, Groningen
Klik HIER voor alle Photosophieën