W A L B R Z Y C H


(Door Peter Flik, photosooph te Hongarije)

                

Dertig jaar geleden met gisteren samen gevallen. Uit het niks. Dit moet worden uitgelegd.
      Ik hoef toch niet meer te vermelden dat ik bij de radio werkte, dat lijkt me wel duidelijk. Het gaat eigenlijk over mijn favoriete manier van werken. Bijna geen collega’s deden het zo als ik het graag wilde. Ze bereidden zich goed voor, lazen zich in (wat een vreselijke uitdrukking), en gingen goed beslagen het ijs op. Vooral met betrekking tot de buitenlandse verslaggeving had ik andere opvattingen. Atlas op een willekeurige bladzijde openslaan, blind prikken en een stip aanbrengen. Daar gaan we dan gewoon een weekje heen en komen met iets prachtigs terug. Die stijl.
      Omdat bijna niemand van mijn collega’s in deze benadering iets zag, kwam het er vaak niet van, maar eerlijk is eerlijk, soms gaven ze toe. Vooral collega K.A. kon nogal moeilijk doen. Ze kwam altijd met bezwaren, wachtte een paar weken en diende hetzelfde voorstel onder een andere naam in. Alsof ze het zelf bedacht had. Om die reden begon ik een hekel aan Kwakkie te krijgen, terwijl het een heel aardige vrouw was. Ondanks dit alles ontstond de documentaire reeks DE BARD VAN KRAKAU. Estafetteploegen radiomakers trokken Europa in en moesten gaan zoeken naar muzikale talenten die nog niet door de muziekindustrie waren gevonden en verpest. Muziekgenre deed er niet toe. En al zoekende zouden we van alles tegen komen. De reeks die rechtstreeks vanaf de één of andere locatie werd uitgezonden was een groot succes. Vond ik. Vind ik.

Zo kwamen we een keer op zondag aan in een middelgrote stad in Polen. De ploeg bestond uit vijf of zes radiomakers en deze keer deed ik ter plekke de eindredactie. De eerste moeilijkheden deden zich al snel voor. We konden met geen mogelijkheid de naam van het stadje uitspreken. Walbrzych. Het kon alleen als je met twee handen in je wangen kneep en tegelijkertijd een knikker in je mond nam…
      Ook het luisteren naar Polen die de uitspraak voor deden bracht geen uitkomst; ze hadden een accent, waren dronken of misten te veel tanden. De andere moeilijkheid was het gebrek aan belangstelling en de lusteloosheid bij de Polen die we aanvankelijk tegen kwamen. Niemand leek het allemaal iets te kunnen schelen. Of het eten nu te koud was of te vet, dat niemand een telefoonnummer wilde opzoeken, het ontbreken van een stadsplattegrond, overstromingen in de badkamer. Het was nu eenmaal zo en het zou ook allemaal zo blijven. Ik besloot een toespraak tot de groep te houden.
      Kijk, Polen is een beladen land. Het heeft een treurige geschiedenis, begon ik aan mijn verhaal. Maar het mismoedige aan alles is, dat het steeds weer verteld wordt en we al zoveel weten. IK nodig jullie uit om nu eens met wat anders te komen, laten we gaan zoeken naar het vrolijke Polen. Als jij ook meezoekt was hun reactie. Het was zondagavond, vrijdag moest de uitzending er komen, op maandag zou ik ook gaan zoeken.
      Het geluk is vaak bij me en er deed zich iets merkwaardigs voor. In mijn camper was een raamkozijn kapot gegaan en de regen zou veel kunnen verpesten. Een dit keer behulpzame Pool gaf me een adres in die stad, ook weer een adres dat niet kon worden uitgesproken. Briefje aan taxichauffeur. De kozijnenman was een aardige en sympathieke veertiger die het in een uur kon fixen. Dat zei hij tenminste en je moet proberen iets met vertrouwen tegemoet te zien. Hij had ook belangstelling voor de reden van mijn bezoek aan Polen. Gibt es in Holland keine schöne Frauen, dat soort vragen. Ik vertelde hem dat we er waren om een radio-uitzending over dit deel van Polen te maken. Hij veerde op en deelde mee dat hij wel voor een zeer exclusieve excursie kon zorgen: hunderd D-mark. Wilde niet zeggen waarheen, hij zou morgen met een busje naar ons toe komen. Had ook nog een nicht die goed kon zingen. Bard wellicht geregeld, dacht ik.

  

De dinsdag breekt aan, de kozijnenman repareerde het raam en nodigde ons uit om met hem mee te gaan. Ongeveer vier kilometer rijden en hij stopt voor een bergwand. We zien een kleine ijzeren deur, die hij met een sleutel opent. Dan volgt er een afdaling van zeker vijftig meter. Een gigantische fabriekshal. Honderd bij honderd zeker. Er zijn ook zijgangen, maar die zijn dichtgemetseld. De kozijnenman vertelt. Adolf Hitler liet hier in '41 of '42 door tienduizenden krijgsgevangenen een ondergrondse fabriek bouwen, waar vliegtuigen werden geassembleerd. Honderden arbeiders verloren hier hun leven. Toen de oorlog door hem verloren werd viel het complex in handen van de Polen. Die besloten om alles grondig af te sluiten, min of meer te verbergen om geen toeristen en pottenkijkers naar Walbrzych te lokken. Het complex lag er zo al veertig jaar verlaten bij. Hij gaf toestemming om dit verhaal op de Nederlandse radio te brengen, maar we moesten beloven dat we nooit zouden zeggen waar in Polen deze fabriek onder grond zich bevond. Walbrzych had al genoeg aan zichzelf.

Dit was dus zo’n dertig jaar geleden.

           

Eergisternacht. Tegen twaalven gaat de telefoon. Zoon Valentijn. Kan niet slapen want hij heeft rare berichten gelezen. Waar vraag ik hem. Later, antwoordt hij. Misschien moeten we vannacht nog weg. In het algemeen spreekt hij met vaste stem, maar nu hoor ik toch iets van opwinding. Praat maar Valentijn.
      Laat ik hier beginnen, zegt hij. Jaren geleden hebben jij en ik een uitje gemaakt naar Peenemünde in Noord Duitsland aan de Oostzee. Dat was de raketbasis waar Werner von Braun zijn proeven deed met de V1 en V2, raketten die later door Hitler werden gebruikt om in de tweede wereldoorlog Engeland mee te bestoken. We zijn daar met een auto naar toe gereden en bezichtigden de expositieruimte. Wij voelden allebei op onze klompen aan, dat men ons maar een mouw aannaaide, hier was helemaal geen ruimte voor lanceringen etc. We verlieten de toeristengroep en verplaatsten ons drie kilometer in noordelijke richting. Slagbomen negeerden we gewoon. UREN hebben we toen doorgebracht tussen oude lanceerplatforms, honderden legervoertuigen, zendapparatuur. Toezicht was er niet en we wisten : dit was de speeltuin van Werner von Braun.
      Toen we in de namiddag met allerlei historische spullen het terrein af reden en werden tegengehouden door een paar militairen, zei ik alleen maar Wir mussen durch, mein Vater ist Archeolog. We mochten weg.
      Pa, ik heb je daar beter leren kennen en heb er voor altijd het gevoel aan over gehouden dat geen zee ons te hoog gaat. Het is ook daarom dat ik je nu bel. Ik heb via via te horen gekregen dat Adolf Hitler een complete trein met kunstschatten in de grond ergens in Polen heeft laten verdwijnen. Twee bodemonderzoekers zeggen te weten waar die trein zich bevindt en onderhandelen met de Poolse regering over hun vindloon. Ze willen niet zeggen waar exact de ondergrondse opslagplaats is, maar noemen wel steeds de naam van een stad.

WALBRZYCH, Peter, WALBRZYCH. Daar was jij toch ooit?

        

 

Klik HIER voor alle Photosophieën