Even een kaartje posten

  


(Door Rolf Weijburg)

Palau (of Belau) is een kleine onafhankelijke republiek in Micronesië, in de westelijke Stille Oceaan. Het eilandenrijkje ligt ten oosten van de Filippijnen en ten noorden van Nieuw Guinea.
      Alle Palauaanse eilanden samen, en dat zijn er heel wat, hebben een oppervlak van slechts 460 vierkante kilometer. Het land is daarmee het zestiende kleinste land ter wereld, qua grootte net tussen de Seychellen en Andorra in, en staat dus op mijn lijstje voor mijn project "Atlas of the World's 25 smallest countries''.

        Palau was in 2007 ook het enige land waarvandaan ik voor mijn mail-art project “Inviting the World at Home” nog géén postkaartje had ontvangen.
      Ik had er talloze brieven heen gestuurd met verzoeken om mij het bijgesloten kaartje terug te sturen. Aan duikscholen, tourist offices, hotels en aan het postkantoor. Zelfs aan de president, nadat ik had gelezen dat hij voor het volk zo’n toegankelijk iemand was, maar alles zonder resultaat.
      Ik had ook nog geen enkele postale foto uit Palau. Geen kennissen die er ooit waren geweest en nog nooit een afbeelding van een Palauaanse brievenbus, noch van een postkantoor, postauto of postbeambte gezien op Internet. Je zou bijna denken dat Palauaanse post helemaal niet bestaat …

Al met al genoeg redenen om spoorslags naar Palau af te reizen.

          

Het vliegtuig vanuit het Filippijnse Cebu, landde na tweeëneenhalf uur aan het eind van de middag op Palau Airai Airport op Babeldaob, het grootste eiland van het land. Hoewel er in de terminal affiches hingen die zeiden dat ik hier in het Paradijs was aangekomen, zag het er, kijkend naar de norse gezichten van de douaniers, eerder uit alsof ik aan de poorten van de hel stond.
      De heren hadden geen zin in vragen, ik kreeg een stempel in m’n paspoort and that was ít, ik kon gewoon naar buiten lopen. Het regende flink. De meeste passagiers van het halfvolle vliegtuig waren Zuid-Koreaanse toeristen die in twee grote bussen werden afgevoerd. Ik nam een taxi.

De chauffeur had Amerikaanse Countrymuziek op staan toen hij het parkeerterrein afdraaide

So how is life in the Republic of Palau”, begon ik maar.

Oh, it’s okay”. Het paradijs leek zijn inwoners niet echt te charmeren.

We gingen op weg naar Koror, Palau’s grootste stad en tot 2006 de hoofdstad van het land. De ruitenwissers duwden piepend de regendruppels weg. We hobbelden in een lange rij auto’s met 30 kilometer per uur over het Babeldaobaanse asfalt en reden een enorme brug op die in een flauwe helling naar het eiland Koror afdaalde.
      Hier en daar liepen zijwegen met Amerikaans uitziende suburbean woningen tussen de tropische begroeiing naar de kust.

  

Verderop kwamen we terecht in een soort centrum met aan weerszijden van de weg een ratjetoe aan huizen, bedrijfjes, garages, kleine winkelcentra en een paar hotels. Het zag er allemaal, ondanks de palmbomen en af en toe de tropische doorkijkjes naar zee, wat nondescript uit. Amerikaans nondescript.

  

Koror ligt op een drietal grillig gevormde eilanden en telt 14000 inwoners, tweederde van Palau’s totale bevolking. Een stuk minder dan in de jaren twintig, toen de eilanden, na Spaanse en Duitse overheersing, door Japan werden bestuurd en Koror, als centrum van alle Japanse Pacifische bezittingen, ruim 40.000 inwoners telde.

     

Na de Tweede Wereldoorlog kwam Palau samen met de rest van Micronesië en de Marshall Islands als Trustgebied van de Verenigde Naties onder bestuur van de Verenigde Staten. Het werd in 1978 onafhankelijk.

Een samenvoeging met de Federated States of Micronesia mislukte en in 1994 kwam het kleine en dunbevolkte Palau "in free association with the USA”, wat betekent dat de Verenigde Staten jaarlijks grote sommen geld in het land pompen.

Ik nam mijn intrek in het VIP Hotel dat strategisch pal achter het postkantoor lag.

     

Het postkantoor was eenzelfde gebouwtje als de meeste andere postkantoren in Micronesië en de Marshalls. Het was door de Amerikanen gebouwd in de tijd dat Palau nog deel uitmaakte van het door Amerika geadministreerde UN Trust Territory. De United States Postal Sevices verzorgen nog steeds alle internationale post van en naar Palau. Palau heeft zelfs een eigen Amerikaanse postcode, PW 96940, en stuur je er iets vanuit Amerika heen, dan wordt het gezien als binnenlandse post, als ware Palau een Amerikaanse staat. Binnen Palau is Palau Post verantwoordelijk voor de post, maar de postzegels, net als al het andere in Palau, betaal je met Amerikaanse dollars.

      Ik ging het postkantoor in waar de airco op tien stond. Er was een aantal loketten waar de meeste postale handelingen konden worden afgewikkeld en achterin links was een metalen deur met een groot raam waarop een papiertje “Collector’s Corner” was geplakt.

      

      Hier zat Edwin Tomoichi, Philatelic Officer, achter de balie. Edwin was een wat nors kijkende heer die zich een beetje verveelde. Net als zoveel Palauanen had hij een enorm postuur en net als zoveel Palauanen zat hij voortdurend betelnotenmix te kauwen, een halve betelnoot vermengd met een papje van gemalen koraal en wat tabak waar je uren op kon kauwen. Je kreeg er veel overtollig roodgekleurde spuug van dat de meeste Palauanen op straat uitspuugden - waardoor het leek alsof er overal bloedvlekken op de grond lagen -, maar waarvoor Edwin speciaal een jampotje achter de balie had staan.
      Ik kocht wat fraaie Palauaanse postzegels bij hem, plakte ze op het speciaal meegenomen Inviting the World at Home postkaartje en schoof het kaartje in de brievenbus van het postkantoor. Die zat binnen, na sluitingstijd kon je er geen brief posten. Het kaartje zou er 8 dagen over doen om in Utrecht op mijn deurmat te vallen.

     

Tijdens mijn verblijf in Koror werd Edwin’s Collector’s Corner een vaste stopplaats waar ik in de koelte van de airco het nieuws van de dag met hem doornam.

Toen het weekend naderde nodigde Edwin me uit om te gaan crabbing, een soort nationale sport.

      In zijn pick-up reden we aan het eind van die zondagmiddag over de grote brug terug naar het eiland Babeldoab waar we op een achterafweggetje in de buurt van een moerassig gebied vol mangrovebomen enorme mud crabs vingen die we in een grote plastic container stopten.

 

  

Toen we er genoeg hadden reden we terug naar Koror waar zijn vrouw de beesten vakkundig klaarmaakte en in hun eigen schalen serveerde.

We zaten voor zijn huis onder de palmbomen en keken uit over de oceaan waar de zon in een spectaculaire lightshow onderging. Smaakvol lepelden we de lekkernij naar binnen en dronken er een Japans biertje bij.

Edwin keek me glunderend aan en zei:

Ah, Rolf, isn’t this much better than stamps and post?”

  
 

 

 

 

 

Rolf Weijburg's Atlas van de 25 kleinste landen in de wereld

Klik HIER voor alle afleveringen