Eitjes & homeruns

 
Vroeger bij ons thuis in Haarlem-Noord hadden we het niet zo breed. Mijn vader was een kundig slager, die met chirurgische precisie een bot kon uitbenen. Maar hij was niet zo zakelijk, had weinig geluk en was al helemaal niet onderdanig. ''Mevrouw die biefstuk was niet taai, u bakt dat verkeeerd.''.
      Zijn eerste slagerij werd in de oorlog platgebombardeerd. Toen hij de zaak weer had opgebouwd ging hij begin jaren '50 failliet. Schulden dus. Voor een mager loon werd hij knecht bij zijn jongste broer in Badhoevedorp. Een mindere slager; maar één die wèl met klanten kon slijmen.
      Mijn moeder was werkster. Twee maal in de week op de fiets naar de palingboer in Spaarndam; één maal per week op zaterdag naar de bollenboer in Santpoort-Zuid.
Zij moest de bebloede slagersjassen met de hand wassen.
      Voor de wekelijks wasbeurt gingen wij in een teil. Er was een washandje voor boven en eentje voor beneden.

Wij bleven mede overeind, omdat mensen ons wel eens hielpen.
      Mijn vader nam iedere week vlees & vleeswaren mee. Vaak niertjes, zwezerik, lever, hersens, reuzel en andere spullen, die toen nog niet door de betere restaurants ontdekt waren.
      Mijn moeder kreeg wel eens een paar aaltjes, die de palingboer zelf gerookt had. En op zaterdag ging ik soms mee naar het bollenkantoor, want de baas had toestemming gegeven dat het kind van de werkster één flesje Coca-Cola uit de ijskast mocht halen. Een luxe product voor ons. Af en toe kreeg mijn moeder een zakje bollen, maar de oorlog was al een jaar of twaalf/dertien voorbij.

Toen er geen geld meer was voor de contributie van de honkbalclub werd er voor mij een uitzondering gemaakt. Ik mocht blijven omdat ik een catchertje met aanleg was en al eens in één wedstrijd drie homeruns had geslagen. ’Als jullie niets regelen gaat ‘ie naar landskampioen Schoten, zei mijn vader dreigend tegen de penningmeester. ''Daar willen ze hem graag hebben''.
      En toen ik na een toelatingsexamen naar het Lorentz lyceum in Haarlem mocht, kon geput worden uit een hulpfonds voor de schoolboeken. Dat vond de jongste broer maar niets. ‘Daar gaan onze belastingcenten. Een kind van een knecht hoort niet op het lyceum’. Zijn oudste zoon ging ook naar het lyceum. Hij moest dan op de terugweg altijd langs bij de concurrentie om zijn vader te kunnen rapporteren hoe druk het daar was.

Iedere woensdag kwam Keesje, een buurjongen. Soms kwam zijn mooie zus Rina ook mee. Die zou later nog Miss World worden. Zij namen zelf eten mee en ik kreeg steevast een potje Bulgaarse yoghurt en een eitje van hun ouders. Dat waren natuurlijk ook luxe producten.
      Een eitje kostte destijds ongeveer 25 cent. Een heitje. Gisteren kocht ik bij Albert Heijn tien scharreleieren voor 89 Eurocent; nog geen 9 cent per stuk. 
      Een ei in 2016 is dus veel goedkoper dan een ei eind jaren vijftig. Ik geloof niet dat ik veel producten of artikelen ken, waar dat ook voor geldt.
Maar hoe komt dat eigenlijk?
      Legbatterijen of zo? ......Maar waar scharrelen ze dan?
Vertelt u mij dat eens. Maak ik er gratis een stukje van.

.